Zoals ik jullie het vorige blog al heb verteld, neemt Frans het blog vanaf nu over. Hij vertelt jullie over de voortgang van de bouw van ons nieuwe gastenverblijf in Fjällsjönäs. Nou Frans, ga je gang!
Hallo lieve allemaal, hier is Frans 🙂 De afgelopen maand is er veel gebeurd op het perceel waar het huis gebouwd gaat worden. Een van de belangrijkste projecten was het aanleggen van de weg vanaf de openbare weg naar ons grondstuk. Net zoals in Nederland heb je ook hier in Zweden voor allerlei dingen aparte vergunningen nodig. In Nederland heet dat aanlegvergunning en hier noemen we dat tillstånd till anslutning, dus vrij vertaald aansluitvergunning, bijna hetzelfde. Deze vraag je hier aan bij de instantie Trafikverket. Dat heeft nog wat voeten in de aarde gehad. Degene van Trafikverket die de toestemming moet geven had, slim als die is, op de kaart gekeken en gezien dat er al een bestaand wegje was op “slechts” 300 meter van ons perceel en we moesten maar via dat weggetje een aansluiting naar onze weg maken. Praktisch was dit echter nauwelijks mogelijk omdat die 300 meter niet over onze grond zouden gaan en dat terrein erg geaccidenteerd en moerassig is. Na een aantal mailtjes en één telefoontje was het geregeld en was de Trafikverket ambtenaar mijn vriend geworden en hadden we de toestemming op zak. Magnus, de eigenaar van een graafbedrijf in Sorsele had ons beloofd om het grondwerk te gaan doen en 28 mei was het zover. De sneeuw was pas net verdwenen, erg laat dit jaar, en het terrein was dan ook nog behoorlijk nat.
Volgens Paula, die door alle stronken en stenen het bos niet meer zag zouden ze daar “geine gooje” van krijgen. Maar Magnus en zijn crew zijn vaklui die wel vaker met dit bijltje gehakt hadden en binnen 2 dagen was de chaos omgetoverd in een weg en een vlak perceel waarop je, met wat fantasie, al een huisje zag staan. Na een paar weken alles laten drogen ging ook onze plaatselijke loodgieter, Krister, aan het werk om het afloopsysteem te maken.
Normaal graaf je in een gebied waar geen riolering bestaat een 3-kamer filtersysteem in. Het water en alles wat erbij hoort komt daarin, de vaste delen worden gescheiden en het water stroomt vervolgens in een zogenaamd “infiltrationsbädd” (infiltratiebed) waar het verder gereinigd wordt en terugstroomt in de natuur. Zo gaat het hier al jaren en inmiddels zijn die filterinstallaties voorzien van allerlei snufjes om ze nog efficiënter te maken. Onze nieuwe ambtenaar van milieu vond dit – gebruikelijke – afloopsysteem echter niet goed genoeg, we zouden volgens haar 2 tanks moeten hebben, één gesloten tank voor het toilet en één filterinstallatie voor het overige afvalwater. Tja, daar sta je dan met je budget :-), maar als je een vergunning moet krijgen is het maar beter mee te gaan in de wensen van de gemeente dan ertegenin te gaan want dat zou alleen maar vertraging opleveren en het resultaat zou uiteindelijk hetzelfde zijn: 2 tanks ingraven. Althans die tip kreeg ik van Paula die daar natuurlijk wel wat ervaring mee heeft ;-).
En dus werden er 2 tanks besteld, de vaste tank van 6000 liter voor het toilet die geregeld geleegd moet worden en een minireinigings installatie voor het zogenoemde grijze water. Door een foutje van het bedrijf dat de tanks leverde werd de verkeerde minireinigings installatie geleverd, ze brachten er een waarmee je ook het toiletwater zou kunnen reinigen, eentje die dus eigenlijk veel te goed was voor het doel waarvoor wij hem nodig hadden. Maar na een telefoontje met de firma werd besloten dat terug sturen geen goede optie was en dus moesten we die maar ingraven. Natuurlijk wel voor hetzelfde geld als de veel goedkopere installatie die we besteld hadden. Een meevaller dus met als resultaat dat het water dat straks uit de uitloop van deze installatie komt zo de fles in kan als drinkwater.
Krister, zijn zoon Simon en de kraanmachinist Micky zorgden voor de uitvoering, ik ging af en toe kijken en was onder de indruk van het vakmanschap van dit trio. Ondanks dat het weer niet meezat, alle dagen regen, was de klus in een dag of 3 geklaard en waren de tanks ingegraven, de steenkast voor de uitloop gemaakt en alle gaten weer netjes dicht gemaakt en glad gestreken. Tussendoor, alsof ze toch niets te doen hadden, werd ook nog de electriciteitsleiding tot aan de perceelgrens gelegd en de waterleiding al een stuk ingegraven.
Daarna was het weer de beurt aan Magnus van het grondbedrijf, om de weg te voorzien van grind en de plek waar het huis zou komen ongeveer waterpas te maken zodat we daar konden gaan bouwen. En ook ik had een opdracht gekregen, met paaltjes, piketten, en planken uitzetten waar het huis zou moeten komen. Ik was blij dat ik eindelijk ook iets kon gaan doen, steeds maar dat rondlopen met de handen in mijn zakken is niet echt mijn ding. Aan de slag dus, geen gemakkelijke klus in mijn eentje. Maar na anderhalve dag meten, meten en nog eens controleren had ik de hoeken van het huis uitgezet en kon Magnus aan de slag om het perceel bouwklaar te maken. Bij het uitzetten had ik al gezien dat het perceel erg afliep, zo erg dat we wel heel erg hoog zouden komen te zitten als we straks op de veranda van het uitzicht wilden genieten. Dat zou dus waterpas gemaakt moeten worden, niet gemakkelijk op een terrein waar onder de oppervlakte kleine en grote keien liggen die daar sinds de ijstijd al liggen. Die keien liggen overigens niet alleen onder de grond, Lapland ligt bezaaid met granieten keien achtergebleven bij het einde van de laatste ijstijd. Een tijdje geleden is iets maar dan 10000 jaar! Sommigen keien werden zelfs tot in Nederland door het ijs getransporteerd, vooral in noord Nederland liggen wel wat van die zwerfkeien, maar Scandinavië ligt er dus vol mee. Enfin, het was duimen dat er bij het waterpas maken van het perceel niet ergens een kei zo groot als een huis vlak onder de oppervlakte verstopt zou liggen, dat zou dan wel een probleem zijn. Gelukkig lagen er slechts een paar “kleintjes” en die waren niet bestand tegen de kracht van de graafmachine.
Om het “werken” van het huis door de vorst in de grond te voorkomen opperde Magnus dat het ook goed zou zijn om de ondergrond te voorzien van een isolatielaag. Dit gebeurt vooral als de grond water vasthoudt dat vervolgens in de winter gaat bevriezen waardoor alles gaat uitzetten. De grond van ons perceel heeft voor een klein gedeelte van deze watervasthoudende grond en dan is isolatie beter. Dus werd er nog iets dieper gegraven om de 10 centimeter geëxtrudeerd polystyreen, xps schuim, te leggen. Deze xps is behalve isolerend ook bestand tegen het opnemen van water en heeft een hoge drukweerstand waardoor je er prima een huis op kunt zetten.
Bovenop de isolatie werd nog een centimeter of 20 gebroken graniet, split, gestort en flink aangetrild. Ons perceel was nu klaar om erop te gaan bouwen.
Na flink wat google werk en informatie van iedereen die het kan weten had ik besloten dat ons huisje gebouwd zou worden op poeren, hier noemen ze die plintar. Het bedrijf waar we ons huis besteld hadden, Baseco in Sorsele, had ons ook verzekerd dat dit een prima manier van bouwen is en een beetje rondkijkend had ik al gezien dat deze methode in onze omgeving erg populair is. Plintar dus, 56 stuks hadden we er nodig en die kochten we bij een betonfabriekje, ook in Sorsele waar anders. Onze filosofie is immers om vooral de plaatselijke ondernemers mee te laten werken aan ons bouwproject.
Donderdag 12 juni was de grote dag en zou het bouwpakket geleverd worden, ik had die dag dik genoteerd in de agenda en ervoor gezorgd dat ik dan vrij zou zijn om bij het afleveren aanwezig te kunnen zijn. Maar zoals wel vaker in Lapland, gaat niet alles precies zoals ik het plan maar ben je overgeleverd aan de planning van – in dit geval – de transportfirma. Telefonisch hadden ze toegezegd dat ze donderdag zouden komen maar een tijdstip hadden ze niet. Dus ging ik er in de ochtend naar toe en ze zouden wel een keer komen, het zou zeker donderdag gebeuren want het timmerbedrijf Baseco ging op vrijdag dicht vanwege de zomervakantie. Toen echter om 3 uur nog geen vrachtauto met ons huis was verschenen besloot ik eens voorzichtig te gaan bellen. Voorzichtig omdat ik inmiddels hier wel heb geleerd dat je niet teveel druk moet uitoefenen om dingen voor elkaar te krijgen. Dat werkt namelijk averechts en krijg je niets meer gedaan. Voorzichtig bellen dus maar, eigenlijk zoals verwacht, kreeg ik niemand te pakken. Na nog een paar uur gewacht te hebben reed ik maar weer naar huis, tja het zou wel goedkomen. Hier hebben ze daar een uitspraak voor: “Allt löser sig” (alles lost zich vanzelf op). Een uitspraak die voor de meesten hier een lijfspreuk is en inmiddels voor mij ook, niet druk maken alles komt goed. En zie daar, we zaten ’s avonds lekker voor de tv een of ander onzinnig liefdes programma te verwerken toen de telefoon ging. De transportfirma, ze stonden met het huis bij het perceel en vroegen zich af waar ze moesten lossen. Allt löser sig :-).
Inmiddels zijn zwager Wout en vriend Metro uit Nederland gearriveerd om de komende 3 weken te helpen met het in elkaar zetten van het bouwpakket. maar daarover binnenkort meer.
Tot dan en onthoud: Allt löser sig!